Wim Wolput (55), spelend lid bij TTK Berlaar in het katholieke verbond bij Balder, heeft de voorbije jaren moeten vechten tegen maagkanker. Wim is ondertussen genezen verklaard, maar heeft wel hard afgezien. Clublid Lynn Crauwels deed voor haar studies een interview met hem, en we delen het resultaat graag met de rest van de club.
Vijf jaar geleden reageerde Wim bijzonder koel op het nieuws dat het er niet goed uitzag, waarop de specialist hem vroeg of hij het wel had begrepen. “Zeker, ik ga er waarschijnlijk aan dood”, antwoordde hij vrij apathisch. Eerder verloor hij zijn zus en beide ouders aan kanker. “Toen ik voelde dat er iets niet juist was in mijn lichaam, kwam het vermoeden van maagkanker snel naar boven. De diagnose was daardoor geen donderslag bij heldere hemel. Ik was niet echt in paniek, maar wel triest. Op dat moment geloofde ik niet in totale genezing, omdat ik van dichtbij had gezien hoe snel je kan aftakelen. Ik nam me daarom meteen voor om me steeds op het ergste voor te bereiden.”
Wim verdiepte zich in zijn ziekte. Samen met zijn vrouw Suzanne heeft hij een soort dagboek opgesteld met alle informatie die specialisten hen meedelen. “We hebben alles neergeschreven, maar dan in mensentaal welteverstaan. (lacht) Ik wilde weten wat al die fasen betekenen en wat uitzaaiingen juist zijn. Een duidelijk ziektebeeld is belangrijk om het een plaats te leren geven.” Bij Wim waren er enkel uitzaaiingen in de lymfeklieren. “Ik mag van geluk spreken dat de kanker niet in andere organen zat. Als ik tóch terminaal zou zijn, dan wil ik actieve euthanasie. Zoals mijn zus en ouders wegkwijnen, zie ik niet zitten.”
De onderzoeken, ingrepen en controles volgden elkaar na de diagnose in sneltempo op. “Ik kwam in een rollercoaster terecht waar ik het eerste jaar niet uit geraakte. Chemobehandeling is fysiek niet te onderschatten: ik was maandenlang doodmoe en leed pijn. Mijn energie werd zo opgeslorpt dat ik emotioneel eigenlijk niet bezig was met mijn ziekte.” Zijn gevoel? Niet negatief, niet positief, maar gelaten.
“Kanker is voor mij geen taboe omdat het een zichtbare ziekte is. Ik heb dan ook nooit getwijfeld om het nieuws met anderen te delen. Als iemand me vroeg hoe het met me ging, dan antwoordde ik heel eerlijk. Niet dat ik extra aandacht of compassie wilde. Helemaal niet.”
Na de chemo werd Wims maag weggehaald. Een ingreep waarvan hij zes weken moest herstellen. “Het klonk me dan ook als muziek in de oren toen de dokter vertelde dat het mooi was geopereerd. Ik had trouwens een goed contact met de artsen. Ik kon hun, soms zwarte, humor wel smaken.” Nee, treuren was geen oplossing. Wim wist waar hij voor stond en “moest het ondergaan”.
Verder leven zonder maag vraagt wel een aangepaste levensstijl. De eerste vier à vijf maanden kon Wim niet eten. “En laat dat nu nét iets zijn wat ik graag doe.” (lacht) Ziek, pijn en futloos. “Als ik nu te veel eet, dan moet ik het bekopen. Ik moet me dus echt inhouden om mijn honger volledig te stillen. De vertering vraagt bovendien zoveel energie dat ik na elke maaltijd uren rust nodig heb. Zo valt een geplande fietstocht met mijn vrouw soms in het water. Ook vettige maaltijden en chocolade moet ik eigenlijk laten …”, lacht hij terwijl hij van een chocoladewafeltje smult. “Ik kan echt genieten van eten, maar een bolletje ijs met de kleur van chemo heb ik na een paar likken toch in de vuilbak gekieperd.” (lacht)
Na de maagoperatie moest Wim opnieuw aan de chemo. “Het maakte me zo ziek dat ik het op dat moment niet erg vond om te sterven. Of ik bang was? Nee! Mijn kinderen waren al volwassen en mijn gezin kwam niks tekort. Bovendien vind ik berusting in de idee dat iedereen ooit moet doodgaan. Als ik sterf, moet mijn familie dat maar gewoon bij de gemeente melden. Ik wil geen doodsbrief, begrafenis of koffietafel, zelfs niet voor de familie. Mensen moeten maar naar me toe komen als ik nog leef.”
Zijn zus Vera ging daar heel anders mee om. Het levenseinde deed haar echt huiveren. “Het ging zelfs zo ver dat ze vroeg om een fietsbel mee in haar kist te leggen, voor het geval ze toch nog wakker zou worden. In 2011 verloor mijn zus na 3,5 jaar de strijd. Ze was uitgemergeld. Ze woog geen dertig kilo meer …” (stilte) Vera’s man en haar zussen Ria en Gerda kwamen dagelijks langs. Ze droegen samen met Wim tot het einde zorg voor haar. De laatste dagen lag Vera in coma, maar Wim is ervan overtuigd dat ze nog alles hoorde. “Toen ik ’s nachts bij haar waakte, zei ze plots: ‘Ja, ze komen mij halen.’ Twee dagen later belden we iedereen op. Haar laatste uren waren aangebroken. ‘Wacht totdat ons Ria hier is hé, Vera’, smeekte ik haar. Op het moment dat Ria komt binnengestormd, blaast ze letterlijk haar laatste adem uit.” Vera stierf in Wims armen. “Andere mensen vinden dat misschien eng, maar op die manier afscheid nemen was een van mijn mooiste levenservaringen.”
Een maagbloeding, darmen in de knoop, koorts, een hypo. Een jaar geleden werd Wim genezen verklaard, maar zijn leven heeft vaak op het spel gestaan. “Op mijn drieëndertigste heb ik een maagbloeding gehad. Door dat massale bloedverlies ben ik bewusteloos gevallen. Suzanne kwam maar net op tijd thuis.” Een voorloper van de kanker, bleek later. “Na de verwijdering van mijn maag hebben mijn darmen tot drie keer toe in de knoop gelegen. Als je er niet op tijd bij bent, dan volgt de dood binnen de 48 uur.” Ondertussen heeft een expert een netje omheen zijn darmen gemaakt, zodat dit niet nog eens kan voorvallen. Wim vertelt dat ook koorts tot de dood kan leiden als de antibiotica niet aanslaat. “Je weerstand is namelijk helemaal kapot door de chemo.” Een ander neveneffect is een hypo. Het bloedsuikergehalte staat dan zo laag dat je flauwvalt. “Om het weer op te krikken moet ik snel suikers innemen. Daarom zitten mijn jaszakken altijd vol koeken.”
“Al die complicaties en toch loop ik nog rond. Ik denk dat ik onsterfelijk ben. (lacht) Sommigen komen mij zelfs vragen of ik wel écht ziek ben geweest. Die confrontatie met het feit dat ik nog altijd leef, vind ik vervelend.”
Toen de ingrepen achter de rug waren, besefte de Duffelaar dat hij zijn leven opnieuw moest opbouwen. “Plots zit je volledige dagen thuis met het statuut van invaliditeit. Ik bleef niet bij de pakken zitten.” Momenteel werkt Wim als vrijwilliger in een rustoord, maar ook het lokale sociaal centrum en de jeugdinstelling konden al op hem rekenen. Dat hij iets wil betekenen voor anderen werd een kwartier eerder tijdens een telefoontje al duidelijk: “Oké, ik vertrek binnen een half uurtje!” belooft hij – zoekend naar een bevestigende knik.
Toen hij zeker was dat hij het zou overleven, heeft hij een hondje gekocht. "Hé, Lowie!” roept Wim, waarop zijn maltezer hem kwispelend tegemoetkomt. “We gaan vaak samen wandelen, maar ik heb nog andere hobby’s: bridgen, pingpongen, vogeltjes kweken, fietsen … Ik geniet van het gezelschap.”
Of hij nu anders in het leven staat? Absoluut! “Mijn dochter kwam onlangs geïrriteerd bij mij met haar kapotte auto. Vroeger zou ik me ook druk maken over die kleine dingen, maar nu relativeer ik sneller. Loslaten en vergeten. Ik leerde het dankzij mijn ziekte, maar laat dat een boodschap voor iedereen zijn.”